We hebben geen idee hoe lang het rijden is naar Mae Sariang. Hoe de weg er bij ligt en of we daar moeten of kunnen overnachten. We besluiten dus vroeg in de morgen aan te rijden en wat eten en drinken voor onderweg mee te nemen.
Net even buiten Mea Sot zien we een omheind vluchtelingen kamp liggen tegen de berg. Het is nog erg vroeg en doodstil. Geen kip te bekennen. We rijden verder als maar verder over een weg (er is maar een weg zonder zijwegen) en krijgen het gevoel dat we totaal verkeerd zitten. Het liefst zouden we omdraaien.
De weg wordt steeds smaller, de rimboe breidt zich uit over de weg heen. Op sommige plaatsen is de weg zo smal dat er net een auto door kan. We rijden al een hele tijd en hebben nog geen mens, auto of huis kunnen ontdekken. Alleen af en toe wat wild tussen de bomen. Op een gegeven moment is de weg totaal weggeslagen het ravijn in. Wat nu, toch maar omkeren? We besluiten het risico te nemen en proberen door zand en steen heen naar de overkant van de weg te komen. Gelukkig rijden we in een pick up en komen we veilig aan de overkant. Dus gaan we weer verder alsmaar de weg volgend. Opeens na een bocht in de weg zit er een oud vrouwtje gehurkt op de weg met een stapel bamboe. Eindelijk mensen. Wat verder neemt de rimboe af en komen we terecht in meer open terrein. We zien weer kleine rijstveldjes en andere akkertjes. Ook staan er verspreid weer wat huisjes. We zijn weer terug in de bewoonde wereld. De eerste dorpjes komen in zicht, en na korte tijd naderen we Mae Sariang. We stoppen de auto aan de kant en steken de weg over naar wat winkeltjes en een klein marktje. Het is een levendig plaatsje bestaande uit 2 kleine straatjes. De bergbevolking komt hier om te verkopen en kopen. Hele gezinnen zin zo een dagje uit naar de markt. Er wordt eten klaargemaakt achter in het vrachtwagentje en daar wordt ook gegeten. Na het eten steekt vader een lekker pijpje aan, en ruimt moeder of dochter de boel weer even op.